Interview très complète réalisée par le TTK Berlaar

Voici une interview très complète de Jean-Mi réalisée par le TTK Berlaar et parue sur le site www.tafeltennis.nu

INTERVIEW MET JEAN-MICHEL SAIVE

Met veel plezier plaatsen wij een interview met Jean-Michel Saive.
Tafeltennis.nu wordt ook in België veel gelezen en gewaardeerd.
TTK Berlaar gaf ons daarom toestemming het zeer uitgebreide interview te plaatsen.




Afgelopen seizoen


U kunt in Charleroi rekenen op een fanatiek thuispubliek?
Sinds we in de Spiroudome spelen hebben we nog nooit verloren. Het publiek kan ons over de streep trekken. Voor elke match zitten er minimum zo’n 1500 toeschouwers in de zaal, voor sommige topmatchen zelfs tot 6000 fans.
Hoe verklaart u die populariteit?
We hebben nochtans niet zo veel aandacht van de media, dus het is een echte opkikker dat we zoveel supporters hebben, ook uit Vlaanderen. De media vinden het niet bijzonder meer dat we de Champions League nog maar eens winnen. Of het volk misschien komt voor mijn spectaculaire stijl? Ik speel inderdaad vooral op karakter, en vecht voor ieder punt. Ik doe het niet opzettelijk, maar het is mijn stijl. Ik had liever meer talent gehad om de wedstrijd snel te kunnen beslissen zoals sommige van mijn collega’s. Maar ik moet telkens werken voor ieder punt en dat spreekt de toeschouwers aan. Dat respect van de toeschouwers is een van die dingen die me motiveren om verder te gaan.
Spelen uw collega’s ook graag tegen u?
Veel spelers spelen graag tegen mij omdat altijd het een open wedstrijd is met veel balwisselingen. En ze denken meestal dat ze kans maken om tegen mij kunnen winnen. Maar als ik dan die ballen blijf pakken, gaat het dikwijls mis in hun hoofd en is het gedaan.
Kennen de top 20-spelers elkaar persoonlijk?
Niet echt, we doen wel een babbeltje als we moeten wachten en ik haal al eens een mopje uit in de kleedkamer, maar de meesten zijn alleen met hun match bezig. Vrienden zijn we dus zeker niet.
Eind vorig jaar haalde u de finale van de Pro Tour in China. Had u op uw 36e nog verwacht om zo’n knalresultaat neer te zetten?
Ik ben altijd een top 20-speler geweest. Ook de vorige jaren waren dus behoorlijk goed. Dit jaar was ik enkel iets regelmatiger in de grote tornooien en dan valt dat meer op.









Belgische competitie


Speelt u nog graag in de Belgische competitie?
Dat is meer een verplichting voor mij. In alle vijftien seizoenen die ik in Charleroi heb gespeeld zijn we kampioen geworden. We missen dus wel een uitdaging als ploeg. De omstandigheden zijn soms ook erg belabberd en topsporters onwaardig. (zucht diep) Het valt bijvoorbeeld echt niet mee om op de beton te spelen en enkele dagen later fit te zijn voor een internationaal tornooi. Zidane en Ronaldo spelen ook niet op zand. Als er dan ook nog maar een tiental supporters opdagen wordt het helemaal slechte publiciteit voor de sport.
Sinds 1985 bent u de beste speler van België, zijn er in België aanstormende talenten die u op kunnen volgen aan de wereldtop?
Het grootste talent is Jean Lauric. Hij is op zijn dertiende al een goeie B0 en heeft in Portugal een groot jeugdtornooi gewonnen. Ik zie hem af en toe op de training, maar heb nog maar tien minuten tegen hem gespeeld. In zijn ogen zie ik dat hij erg sterk traint en de juiste mentaliteit heeft. Hij is al heel sterk voor zijn leeftijd, maar hij moet nog een lange weg afleggen en er kan nog veel mislopen. Hij heeft het alleszins in zich om in de top 100 te geraken en zelfs verder.
Heeft uw zoontje de tafeltennismicrobe al te pakken?
Mijn zesjarig zoontje vraagt meer en meer naar tafeltennis, al doet hij ook andere sporten graag. Het is natuurlijk niet omdat hij de zoon is van Els Billen en Jean-Michel Saive dat hij supertalent heeft. Hij mag met zijn toekomst doen wat hij wil.

Jeugd


Vindt u dat Vlaanderen met zijn topsportschool goed bezig is?
Ik ken de Duitse hoofdtrainer, Klaus Geske, niet genoeg om hem te beoordelen. Ik kan enkel zeggen dat de resultaten in België de laatste vijftien jaar niet goed waren. Lage A-spelers zijn er genoeg gevormd, maar we hebben niemand die kon doorstoten naar de wereldtop. Al heb ik wel de indruk dat er in de Vlaamse topsportschool in Leuven nu een redelijk goede structuur staat.
Hoe komt het dan dat er niemand is doorgebroken?
De spelers missen misschien de juiste mentaliteit voor topsport. De jeugd is in ons land te hard verwend en hun leven is te makkelijk. Chinezen hebben niets anders om handen dan te trainen, in ons land spelen ze soms liever op de Playstation. Als je echt het karakter hebt, moeten studie en topsport zelfs combineerbaar zijn. De bonden moeten hun spelers ook lang genoeg intensief blijven begeleiden. Het is niet omdat je op je achttiende nog geen absolute top bent, dat je verloren bent als speler. Veel spelers maken die sprong pas als ze iets ouder zijn.
Hoe schat u de hoogstgerangschikte Vlaamse speler, Tom Van Schil, in?
Ik ken hem niet echt goed. Ik weet wel dat hij die typische stijl heeft uit de topsportschool uit Leuven. Ze spelen allemaal mooi technisch, maar ook een beetje stijf en zonder veel gevoel. Het doet me veel denken aan Duitse Arbeit en er komt te weinig los uit de pols. Je ziet dat wat Van Schil kan is opgebouwd door training, maar dat extraatje voor de absolute top ontbreekt voorlopig.









Training


Traint uzelf nog even veel als vroeger?
Ik kan niet meer zo intensief trainen als vroeger. Maar alles dat ik doe, doe ik met veel intensiteit. Ik luister echt naar mijn lichaam. Omdat ik minder tafeltennis train, loop ik nu bijvoorbeeld meer. Op een doorsnee dag speel ik nu meestal twee keer anderhalf uur.
Hoe traint u dan?
Het ideale is een trainer die de ballen aangeeft natuurlijk. Maar ik doe dat niet te vaak, omdat ik dan last krijg van mijn schouder. Meestal doe ik een viertal oefeningen van 7,5 minuten. Ik begin altijd met regelmatige oefeningen. Af en toe doe ik ook iets onregelmatig, maar dat is maar zelden.
Bent u een gezondheidsfreak?
Niet echt. Ik voel wel wat goed is en pas mijn voeding aan mijn wedstrijdschema aan. Alcohol drink ik in het gewone leven nooit, behalve na een belangrijke wedstrijd probeer ik me soms eens te ontspannen met een pintje.
Bent u de sport soms beu?
Jazeker, maar nooit lang. Dit jaar heb ik bijvoorbeeld in Noord- en Zuid-Amerika heel slecht gespeeld. Ik had er heel veel voor gedaan, maar lag er in alle twee de tornooien heel snel uit. Op zo’n momenten ben ik even minder gemotiveerd. Na een paar moeilijke weken is dat allemaal over en train ik weer voluit.
Vanaf volgend seizoen zullen de huidige lijmen worden verboden. Kijkt u tegen die verandering op?
Jazeker. Als je 37 jaar bent, is het niet eenvoudig meer om iets te veranderen. De ITTF denkt dat we zo’n supertalenten zijn dat we ons allemaal van de ene minuut op de andere gaan aanpassen. Maar dat betwijfel ik. Ik vind het bijzonder spijtig dat de verandering net een seizoen voor de Olympische Spelen gebeurt. Ik kan dan ook niet inschatten welke gevolgen het gaat hebben. Ik speel iedere wedstrijd met nieuwe rubbers, dus ik hoop dat het makkelijk blijft om ze te wisselen. Ze kunnen het volgens mij ook heel moeilijk controleren of iemand reglementaire lijm gebruikt. Of gaan ze ons misschien achtervolgen tot op de toiletten?
Speelt u graag tot elf?
Als ik speel tot elf moet ik met meer concentratie spelen, ook tegen mindere spelers. Het maakt de sport spannender en dat is goed. Ik ben ook blij met de opslagregel dat je niet meer achter de arm mag serveren. Het is wel ongelofelijk dat de Belgische scheidsrechters niets durven zeggen als iemand volledig fout serveert. Dat begrijp ik echt niet.







Einde carrière


U wil nog een keer naar de Olympische Spelen in Peking 2008. Dat zou uw zesde (!) deelname zijn. Is het daarna voor u genoeg geweest?
Het is niet omdat het dan mijn laatste Spelen zullen zijn, dat mijn carrière dan ook maar moet stoppen. Als ik me nog goed voel, blijf ik daarna ook nog spelen. Ik ben verslaafd aan de sport. Ik kan bijvoorbeeld nog enkele jaren in de Champions League blijven spelen voor Villette als derde man.
Neemt u vrede met een aanzienlijk lager niveau dan nu?
Ik doe al heel mijn leven tafeltennis omdat ik het graag doe. Misschien speel ik nog wel mee op mijn 42e. Als ik op mijn 60e nog plezier heb, zal ik nog blijven spelen. Ik heb geen schrik voor het jaar teveel, wel voor het jaar te weinig. Veel sporters stoppen te vroeg en raken gefrustreerd omdat ze hun leven als sporter missen. Dat zal ik nooit meemaken.
U werd al 17 keer kampioen van België. Uw Belgische concurrenten moeten de eerste jaren nog niet hopen op een titel?
Ik heb nog nooit een Belgisch Kampioenschap gemist. Ik ga niet omdat het een verplichting is, maar omdat ik telkens Belgisch kampioen wil worden. Met records ben ik niet echt bezig, maar zolang ik er plezier in heb, blijf ik komen.
Mist u nog iets op uw palmares?
Ik heb nooit een medaille gehaald op de Olympische Spelen en dat is spijtig. Maar ik ben fier op mijn carrière en zou met niemand willen wisselen.
Wat wil u doen na uw carrière?
Ik weet niet of ik training wil geven. Ik ben er nog niet echt mee bezig. Ik ben al wel gevraagd door de Waalse sportminister om topsportmanager te worden, naar het Vlaamse model zoals Ivo Van Aken. Het is voor mij natuurlijk het makkelijkste om in de sport te blijven, maar of het dat gaat worden weet ik nog niet. Ik wil in ieder geval nog een paar belangrijke dingen doen in de sport na mijn carrière als tafeltennisser.
Pak eerst nog goud op de Spelen en dan spreken we verder. Succes!

Foto’s: Jan Van Ginkel

U LEEST MEER OVER de club TTK BERLAAR OP www.ttkberlaar.be

Voici la traduction.

Si j'ai fait des erreurs, n'hésitez pas à me le dire!


La saison passée

- Vous pouvez comptez à Charleroi sur un public fanatique...
- Depuis que nous jouons au Spiroudôme, nous n’avons encore jamais perdu. Le public peut nous tirer vers le haut. Pour chaque match, il a au moins 1500 spectateurs dans la salle, pour certains matches au sommet ils sont parfois jusque 6000 fans.

- A quoi attribuez-vous cette popularité ?
- Nous n’avons pourtant pas beaucoup d’attention de la part des médias, c’est donc très agréable que nous ayons autant de supporters, aussi venant de Flandre. Les médias ne voient pas grand-chose de plus que le fait que nous aurions dû gagner la Champions League encore une fois. Peut-être cela vient-il de mon style spectaculaire ? Car je joue en effet surtout sur le caractère, et que je me bats sur chaque point. Je ne le fais pas de manière délibérée, mais c’est mon style. J’aurais préféré avoir plus de talent pour être capable de forcer plus rapidement la décision dans un match, comme certains de mes collègues. Mais je dois toujours travailler pour chaque point et cela plaît aux spectateurs. Et le respect des supporters est une des choses qui me motivent pour aller de l’avant.

- Est-ce que vos collègues jouent aussi volontiers contre vous ?
- Beaucoup de joueurs aiment m’affronter car ils savent que la rencontre sera ouverte et avec beaucoup d’échanges. Et ils pensent souvent que ça leur offre des chances de pouvoir gagner contre moi. Mais si je parviens alors à garder l’échange, ça peut leur faire perdre la tête, et c’est terminé.

- Les joueurs du top 20 se connaissent-ils personnellement ?
- Pas vraiment, on papote bien un peu dans les vestiaires mais la plupart ont l’esprit totalement occupé par leur match. En tout cas, nous ne sommes pas des amis à proprement parler.

- A la fin de l’année dernière, vous avez atteint la finale du Pro Tour en Chine. Vous attendiez-vous à réaliser encore un tel résultat à 36 ans ?
- Depuis longtemps, je suis toujours resté dans le top 20. Les années précédentes étaient donc forcément bonnes aussi. Cette année, j’ai seulement été un peu plus régulier dans les grands tournois et cela a fait beaucoup.

La compétition belge

- Jouez-vous encore volontiers la compétition belge ?
- C’est plus une obligation pour moi. A l’issue des quinze saisons où j’ai joué à Charleroi, on a été champion. Comme équipe, il nous manque un défi. Les circonstances sont aussi parfois très mauvaises et indignes de sportifs de haut niveau. Cela ne me plaît vraiment pas de devoir jouer sur du béton et de devoir être prêt quelques jours après pour un tournoi international. Zidane et Ronaldo ne jouent pas non plus sur le sable. Et quand on voit qu’il y a à peine dix supporters présents, cela devient une mauvaise publicité pour notre sport.

- Depuis 1985, vous êtes le meilleur joueur belge, est-ce qu’il y a en Belgique des talents qui pourraient prendre votre relève au niveau mondial ?
- Le plus gros talent est Jean Lauric. A 13 ans, il est déjà un très bon B0 et a gagné au Portugal un grand tournoi de jeunes. Je le vois de temps en temps à l’entraînement mais n’ai encore joué que dix minutes contre lui. Dans ses yeux, on voit qu’il s’entraîne dur et qu’il a la bonne mentalité. Il est déjà très fort pour son âge mais il a encore beaucoup de chemin à parcourir. Mais il a tout pour arriver dans le top 100 et voire plus loin.

- Est-ce que votre fils de six ans a déjà le virus du ping ?
- Mon fils de six demande de plus en plus à faire du tennis de table mais il fait déjà volontiers d’autres sports. C’est certain que ce n’est pas parce qu’il est le fils d’Els Billen et de Jean-Michel Saive qu’il a un super talent. Il fera dans le tour ce qu’il a envie de faire.

La jeunesse

- Est-ce que vous trouvez que la Flandre se débrouille bien avec son école du sport de haut niveau ?
- Je ne connais pas assez Klaus Geske, l’entraîneur allemand, pour le juger. Je peux seulement dire que les en Belgique n’ont pas été bons les quinze dernières années. Les joueurs série A les plus bas classés sont bien formés mais ils n’ont personne qui peut les amener au top mondial. J’ai bien l’impression qu’il y a maintenant dans l’école du sport de haut niveau flamande à Louvain une bonne structure.

- Comment cela se fait-il alors que personne n’ait encore percé ?
- Il manque peut-être aux joueurs la bonne mentalité pour le sport de haut niveau. Dans notre pays, les jeunes sont trop gâtés et leur vie est trop facile. Les Chinois n’ont rien d’autre à faire pour y arriver que de s’entraîner, alors que dans notre pays, on joue peut-être plu volontiers à la Playstation. Si tu as vraiment le caractère pour, il est possible de combiner les études et le sport de haut niveau. Les coaches doivent continuer à accompagner plus longtemps et plus intensivement leurs joueurs. Ce n’est pas parce que à 18 ans, tu n’es pas encore un joueur du top absolu que tu es perdu comme joueur. Beaucoup de joueurs franchissent ce pas s’ils sont un peu trop vieux.

- Comment estimez-vous le joueur flamand le mieux classé, Tom Van Schil ?
- Je ne le connais pas très bien. Je sais bien qu’il a le style typique venant de l’école du sport de haut niveau de Louvain. Ils jouent tous avec une très belle technique mais sans beaucoup de sensation. Tu vois bien que Van Schil est construit par l’entraînement mais il lui a manqué jusqu’à maintenant le petit plus pour le top absolu.

L’entraînement

- Est-ce que vous vous entraînez autant qu’avant ?
- Je ne peux plus m’entraîner aussi intensivement qu’auparavant. Mais tout ce que je fais, je le fais avec beaucoup d’intensité. J’écoute vraiment mon corps. Parce que je m’entraîne moins au tennis de table, je cours plus, par exemple. Un jour normal, je joue souvent deux fois une heure et demi.

- Comment vous entraînez-vous ?
- L’idéal est un entraîneur qui dirige les balles naturellement. Mais je ne fais pas ça très souvent, car alors c’est trop lourd pour mon épaule. Souvent je fais quatre séries d’exercices de 7 minutes 30. Je commence toujours par des exercices réguliers. Parfois je fais aussi des choses moins systématiques mais c’est vraiment très rare.

- Etes-vous un fana de la santé ?
- Pas vraiment. Je sens bien ce qui est bon et j’adapte mon alimentation à mon programment de compétition. Je ne bois pas d’alcool dans la vie de tous les jours ; seulement après une importante compétition, j’essaie parfois de me détendre avec une petite bière.

- Etes-vous parfois fatigué du sport ?
- Oui, c’est sûr, mais jamais longtemps. Cette année, j’ai par exemple très mal joué en Amérique de Nord et du Sud. J’avais fait beaucoup pour ça, mais j’ai été très vite éliminé dans ces deux tournois. Dans ces moments-là, je suis évidemment un peu moins motivé. Mais après deux ou trois semaines, c’est oublié et je suis à nouveau remonté à bloc.

- A partir de la saison prochaine, la gomme actuelle sera interdite. Etes-vous contre ce changement ?
- Certainement. Quand vous avez 37 ans, ce n’est plus simple de devoir effectuer un changement. L’ITTF pense que nous sommes de si grands talents que nous allons pouvoir nous adapter à la minute qui suit. Mais j’en doute. Je trouve dommage que le changement intervienne un an avant les Jeux Olympiques. Je ne peux pas bien estimer quelles conséquences cela va avoir. Je joue chaque nouvelle compétition avec de nouveaux mousses, donc j’espère que cela va rester simple de les changer. Selon moi, ils auront du mal de contrôler si quelqu’un utilise une gomme réglementaire ou pas. Ou peut-être vont-ils nous suivre jusque dans les toilettes ?

- Est-ce que vous jouez volontiers jusqu’à 11 ?
- Depuis que l’on joue jusque 11, je dois jouer avec plus de concentration, même contre de moindres joueurs. Ca rend le jeu plus palpitant et c’est bien. Je suis aussi content de la nouvelle règle qui dit qu’on ne peut plus servir derrière le bras. C’est bien incroyable que les arbitres belges n’osent pas dire quand quelqu’un sert de manière incorrecte. Cela, je ne le comprends pas.

La fin de carrière

- Vous voulez encore aller une fois aux Jeux Olympiques, en 2008 à Pékin. Cela sera votre sixième participation. Est-ce que ce sera suffisant pour vous ?
- Ce n’est pas parce que j’aurai participé à mes sixièmes Jeux Olympiques que je devrai arrêter ma carrière. Si je me sens encore bien, je continuerai à jouer. Je suis dévoué au sport. Je pourrais par exemple encore jouer en Champions League comme troisième homme pour la Villette pendant quelques années.

- Vous sentez-vous en paix d’avoir un niveau toujours aussi considérable maintenant ?
- J’ai fait du tennis de table toute ma vie, je le fais volontiers. Peut-être que je jouerai encore à 42 ans. Si à 60 ans, j’y prends encore du plaisir, je continuerai à jouer. Je n’ai pas peur de l’année de trop, mais plutôt de celle de trop peu. Beaucoup de sportifs s’arrêtent trop tôt et sont frustrés parce que leur vie de sportif leur manque. Je ne veux jamais en arriver là.

- Vous avez déjà été 17 fois champion de Belgique. Vos concurrents belges n’espèrent même plus décrocher le titre.
- Je n’ai encore raté aucun championnat de Belgique. Je n’y vais pas parce que c’est une obligation, mais parce que je veux devenir champion de Belgique à chaque fois. Je ne suis pas encore occupé par les records, mais tant que j’y prendrai du plaisir, j’y viendrai.

- Vous manque-t-il encore quelque chose dans votre palmarès ?
- Je n’ai encore jamais eu de médaille aux Jeux Olympiques et c’est dommage. Mais je suis fier de ma carrière et je ne voudrais l’échanger contre aucune autre.

- Que voudriez-vous faire après votre carrière ?
- Je ne sais pas si je voudrai donner des entraînements. Je ne pense pas encore trop à cela. Le Ministre Wallon des Sports m’a déjà demandé de devenir manager du sport de haut niveau, proche du modèle flamand qu’est Ivo Van Aken. Ce serait pour moi naturellement plus facile de rester dans le sport, mais ce que je ferai, je ne le sais pas encore. Je voudrais dans tous les cas faire encore des choses importantes dans le sport après ma carrière de pongiste.